De Nederlandse winters worden gekenmerkt door het zogenaamde kwakkelweer. Dit betekend dat er veelvuldige afwisseling is van vriezen, dooien en neerslag. Hierdoor ontstaat vervolgens gladheid. Om deze gladheid te verhelpen wordt er gebruik gemaakt van dooizout.
Als met water verzadigd beton bevriest, wordt het water in het beton van de omgeving
afgesloten; het water bevriest immers van buiten naar binnen. Bij bevriezen zet water ongeveer 9% uit. Door bevriezing van een deel van het water komt het nog niet bevroren water onder druk te staan. Deze drukken zijn zo hoog dat het beton inwendig kapot gedrukt kan worden en de constructie niet meer bruikbaar is.
Het gebruik van dooizout vormt een ernstige complicatie voor beton. Kenmerkend voor vorstdooizoutschade is een afschilfering van de oppervlaktelaag. De werking van dooizout berust op verlagen van het vriespunt van water in een zoutoplossing. Bij strooien van zout op een ijslaag smelt het ijs. Om ijs te laten smelten is warmte nodig. Deze wordt onttrokken aan het onderliggende beton, waardoor de temperatuur plotseling sterk kan dalen.
Strooien van dooizout op besneeuwd of met ijs bedekt beton heeft dus dezelfde werking als een felle vorstaanval op dit betonoppervlak. Bij vorst-dooizoutschade heeft een (meestal oppervlakkige) afschilfering van de oppervlaktelaag plaats. De buitenhuid van het beton vriest kapot en schilfert af.
Gebruik van dooizouten leidt tot een intensievere ‘vorstbelasting’. Dooizouten werken
vriespuntverlagend. Deze vriespuntverlaging neemt met de concentratie dooizout toe. Aan het betonoppervlak zullen de concentratie en de vriespuntdaling het hoogst zijn. Naar binnen toe nemen de concentratie en de vriespuntdaling af. Gezien de temperatuurgradiënt in het beton heeft dit tot gevolg dat het inwendige en de oppervlaktelaag eerder kunnen bevriezen dan de tussenliggende laag. Bij nog lagere temperaturen, dus verder afkoelen van het beton, bevriest ook de tussenliggende laag. De reeds bevroren toplaag wordt dan afgedrukt (scaling of afschilfering), omdat het onder druk staande water zit opgesloten tussen twee bevroren lagen.